De prijs bestaat uit een miniatuur zwerfsteen die symbool staat voor het voorrecht dat de winnaar heeft om dichtregels aan te reiken, die vereeuwigd worden in een grote zwerfsteen. Die steen zal geplaatst worden bij een in Drimmelen te realiseren poosplaats.
Tijdens een boeiende bijeenkomst in het prachtige Cultureel Centrum De Bernardus in Made reikte burgemeester Boy Scholtze de prijs uit aan de trotse winnaar. Hij sprak zijn sympathie uit voor het idee achter de poosplaatsen: “Poosplaatsen bieden ruimte en vrijheid, zijn er voor iedereen in vele verschijningsvormen en op vele plekken in Brabant”.
Voorzitter Wilma van Beurden van de stichting Brabantse Poëzieprijs Pien Storm van Leeuwen gaf aan blij te zijn met het grote aantal inzendingen: liefst 177 dichters leverden een bijdrage, ruim drie maal zoveel als in 2022, toen de prijs voor het eerste werd uitgereikt.
Juryvoorzitter Luuk den Hartog had “veel respect voor de moeite en de durf van de dichters om, misschien voor het eerst van hun leven, hun gedachten en gevoelens aan het papier toe te vertrouwen.” Intensieve beraadslagingen – waarbij de juryleden de gedichten beoordeelden zonder de naam van de schrijver te kennen - leidden uiteindelijk tot een prachtig erepodium.
De Stichting Pien Storm van Leeuwen spant zich in om het waardevolle erfgoed van dichteres Pien Storm van Leeuwen te bewaren en te delen.
Wij kijken uit naar de derde editie van de Brabantse Poëzieprijs Pien Storm van Leeuwen, die in 2026 zal plaatsvinden.
Het winnende gedicht luidt als volgt:
Geen kleur heeft zoveel heimwee naar het strand,
dat niet meer is. Blauw draagt de pijn als een vaandel
voor zich uit, verdringt het slagveld tot een vergeten boek.
Als ik ‘s avonds de foto’s leg op de lege stoelen om me heen,
waar zij, die woonden in hun dromen, verloren talmen in
ongedeelde gedachten, om te schijnen als niemand kijkt,
dan is alles stil, zoals wit alleen maar is.
In de velden waar ik niet komen durf, waar vroeger op mij
wacht als wolven in de nacht, ik de slaap moet dulden,
die ik vrees, en de pijn koester als mijn trouwste vriend, dáár
schuilt het zwart tussen de schachten van wat eenzaam groeit.
De zee die mij ooit zo lief was, trekt vouwloos voorbij.
Ik verlaat mijn loopgraaf en toon in al mijn naaktheid mijn wonden
en ren in de tijd die mij nog rest, de dag tegemoet.